ZONDAG 9 JUNI 2019 - 15:00

PROTESTANTSE KERK, Brabantdam, GENT

PROGRAMMA

Georg Philipp TELEMANN (1681-1767)

Concerto in D, TWV 43:D7

voor trompet, 2 hobo’s en basso continuo

largo – vivace – siciliano – vivace

tromba: Paul Voet

Sonata in D, TWV 44:1

voor trompet (si piace), strijkers en b.c.

sinfonia (spirituoso) – largo – vivace

tromba: Elene Torres

Christoph GRAUPNER (1683-1760)

Concerto in D, GWV 318

voor 2 trompetten, 4 pauken, strijkers en b.c.

allegro – ( ) – ( )

Sinfonia in D, GWV 528 - 529

voor 2 trompetten, 4 pauken, strijkers en b.c.

poco allegro – andante

trombe: Joan Retzke, Sharon Jacobson


Graupner schreef voor de musici van zijn hofkapel, naast 86 ouvertures in Franse stijl, ook 48 concerti in een overduidelijke Italiaanse stijl, met de nadruk op virtuositeit, technische loopjes, en energieke orkestrale ritornelli. Er zijn daaronder twee soloconcerti voor trompet, en een dubbelconcerto waarin de standaardbezetting van twee trompetten en pauken verwonderlijk ingezet wordt als concerterend element. En dat is het dan ook niet helemaal: de trompetpartijen zijn bijzonder bescheiden, zodat we eerder een soort driedelige symfonie te horen krijgen met een belangrijke partij voor trompetten. Opvallend en ook typisch voor Graupner is de inzet van 4 pauken, die op het eerste zicht bijna een meer virtuose partij hebben dan de trompetten. We moeten aannemen dat Graupner tenslotte schreef, zoals bijna al zijn tijdgenoten, voor musici en collega's waarvan hij de competenties bijzonder goed kon inschatten ...
Een hoofdstuk apart in het werk van Graupner is de symfonie. We weten niet goed waarom hij plots, schijnbaar zonder aanleiding en op latere leeftijd, een hele reeks (113!) symfonieën schreef. Misschien was de aanleiding wel de populariteit van het nieuwe genre, en dan vooral aan het hof te Mannheim, waarmee er heel veel contacten waren. Deze werken vertonen een gemengde stijl: soms zeer vooruitstrevend, ja zelfs preromantisch, maar ook worden hier en daar dansante bewegingen van vroegere Franse ouvertures overgenomen. Het geheel van deze merkwaardige bundel composities lijkt wel wat experimenteel wat vorm en inhoud betreft, maar daarom niet minder fascinerend. De symfonieën, met relatief veel snelle bewegingen en al in majeur geschreven, tonen een tijdsgewricht met vele nieuwe stilistische perspectieven. De bezetting voor strijkers met 2 clarini en (vaak 4) pauken komt veelvuldig voor.

Georg Philipp TELEMANN (1681-1767)

Concerto in D, TWV 54:D4

voor 3 trompetten, pauken, strijkers en b.c.

largo – allegro – adagio – presto

trombe: Joan Retzke, Sharon Jacobson, Niranjan Wijewickrema


Ter informatie: interview met de Zwitserse trompettist Julian Zimmermann


„ Ich habe mich nun von so vielen Jahren her ganz marode melodiert und etliche tausend mal abgeschrieben wie andere mit mir.“
Dit was een bekentenis - op het hoogtepunt van zijn carrière -  door Georg Philipp Telemann (1681 - 1767) aan Carl Heinrich Graun, de hofcomponist van Frederik II in Berlijn. Dit kenmerkende understatement dat typerend is voor hemversterkt en werpt een ironisch licht op het label "productief schrijver" dat tegenwoordig vaak wordt gehecht aan de voormalige cantor van het Johanneum Hamburg en de muzikale directeur van de vijf belangrijkste kerken in deze stad. Telemann, die daar actief was vanaf 1721 en het muzikale leven van Hamburg nieuw leven inblies als componist, operdirecteur, muziekcriticus en oprichter van het eerste Duitse muziektijdschrift Der getreue Musicmeister heeft ons inderdaad een gigantische muzikale erfenis nagelaten .
Bijna 3000 werken zijn gedocumenteerd - meer dan 110 orkestsuites alleen al (ter vergelijking: Bach 4 en Graupner 86) , naast oratoria en opera's, passiemuziek, kerkcantates, concerten, talrijke werken in opdracht en gelegenheidswerken voor bruiloften, verjaardagen, en feestmaaltijden. Een groot deel van deze output moet ongetwijfeld beoordeeld worden in het licht van de permanente druk om werken te produceren in een tijdperk waarin er een constante obsessieve vraag was naar nieuwe uitvoeringen. Daarom was het vanaf de tijd van Alessandro Scarlatti tot die van Gioacchino Rossini ook heel normaal dat componisten hun eigen composities namen en daarop varieerden, anders orkestreerden voor verschillende instrumenten, enz. (ter vergelijking: Bach deed dat zeer vaak, Graupner niet of nauwelijks).
De artistieke betekenis van dit 'genie van veelzijdigheid' - zoals Telemann's biograaf Karl Grebe hem beschreef is misschien het best uitgedrukt door Romain Rolland in 1919. "Hij is een modernist in de grote strijd van de oudheid en de modern," schreef de romanschrijver en muziekcriticus, "en hij gelooft in vooruitgang." Telemann's ontvankelijkheid voor alle stilistische stromingen in de muziek van zijn tijd is inderdaad vooruitstrevend. "Eerst was het de Poolse stijl", schreef hij in een samenvatting voor een encyclopedie-inzending in 1729, "toen volgde de Franse, kerk-, kamer- en operastijlen en wat men de noemt Italiaans, waarmee ik nu het meest betrokken ben."
Telemann's inspanningen op het gebied van opera waren ook toekomstgericht. Vandaag kennen we 40 opera's die hij schreef voor zijn Hamburgse opdrachtgevers en - regelmatig, één keer per jaar - voor de rechtbank in Bayreuth. Zijn 'Pimpinone' (1725) markeert het begin van het komische genre in Duitsland. Zijn ambitie om het Italiaanse 'concerto' - in het bijzonder het soloconcert - voor een breder publiek in de Duitstalige wereld te brengen, had bovendien een stimulerend effect op alle volgende generaties componisten.
Voor trompet schreef Telemann een relatief groot aantal solowerken: 13. Dat geeft een verbazingwekkend inzicht in de componist en een grotendeels onbekende aspect van zijn creatieve werk en de manier waarop het door de jaren heen is ontvangen. Hoewel deze onvermoeibare componist regelmatig concerto's componeerde - ongeveer 100 van hen - voor praktisch alle gangbare instrumenten van zijn tijd, van de blokfluit via de hobo tot de fagot, zijn niet zoveel mensen, zelfs onder de "kenners" van dit veld, op de hoogte van het grote aantal oorspronkelijke werken geschreven door Telemann voor de trompet, een instrument dat in de 18e eeuw nog steeds geen kleppen had en daarom beperkt was tot open noten.
Het algemene repertoire van originele trompetconcerten is in feite extreem klein in vergelijking met het gigantisch aantal barokconcerti voor verschillende snaarinstrumenten en houtblazers. Hoewel het instrument geliefd was bij koningen en prinsen vanwege zijn keizerlijke pracht, kreeg het van componisten weinig aandacht vóór de uitvinding van de kleptrompet in 1813. Tegen deze achtergrond komt Telemann naar voren als een discrete bewonderaar en geheime promotor van het genre.
De rijke diversiteit van vorm in de stukken op zich vormt een bevestiging van deze ontdekking. Terwijl Telemann aan het hof in Eisenach verbleef voordat hij naar Hamburg werd geroepen, schreef hij voor de plaatselijke ster Nikolaus Schreck.
Als muzikaal leider van de stad Hamburg was Telemann van tijd tot tijd verplicht in zijn officiëlehoedanigheid om composities te produceren voor openbare gelegenheden.
Met zijn kenmerkende merk van subtiele ironie, noteerde Telemann in zijn catalogus van werken dat hij had geschreven "viele umfangreiche Stücke mit Trompeten und Pauken zu hohen Festtagen". De twee concerto's voor 3 trompetten, pauken, strijkers en basso continuo - beide in D - brengen met hun betoverende gratie de weelde en elegantie van deze festiviteiten over, de joie de vivre en geest van beschermheerschap van een bourgeois handelsstad. De stad slaagde er in om gedurende een periode van 46 jaar de output en diensten te verzekeren van de meest gereputeerde kunstenaar in zijn vakgebied in die tijd.